english/engels

Begraafplaats: Hoogezand

In 1818 vroegen de kerkbestuurders van de kille Hoogezand vergunning aan Gedeputeerde Staten van Groningen om een begraafplaats aan te leggen. Helaas werd geen vergunning verleend dankzij de tegen-argumenten van te hoge kosten voor de joodse gemeenschap; men had al een zware hypotheek op de synagoge en de grond daarachter, die men op het oog had, was ongeschikt.

Ondertussen was het kerkbestuur  begonnen met een fonds, maar ruzies met de kasbeheerder vertraagden  één en ander. Het duurde tot 1826, toen Hoogezand ringsynagoge werd, dat er weer geld beschikbaar was  voor een begraafplaats. Nu weigerde het college van burgermeester en assessoren weer om de hierboven reeds vermelde redenen. Het kerkbestuur accepteerde de weigering niet zonder meer en ging in beroep bij de gouverneur der provincie; hierbij werd duidelijk dat de gemeente Hoogezand de joodse kerkbestuurders niet vertrouwde.

Doordat Hoogezand niet meer meewerkte zocht men zijn heil bij een andere gemeente, n.l. Slochteren; in 1837 kreeg men van hen de beschikking over een terrein aan de Knijpslaan te Kolham; dit is een weg die deels bij Hoogezand en deels bij Slochteren hoort.

Drie jaar na de aankoop was het terrein nog niet in orde; het zou opgehoogd moeten worden en omheind. De overheden verleenden geen subsidie, kennelijk was het vertrouwen niet hersteld en dus moest  de joodse gemeenschap zelf de kosten ervan dragen. De begraafplaats  werd eindelijk verkregen; in de archieven is uit die tijd weinig of niets te vinden. De cholera-epidemie heeft een wet op lijkverzorging  teweeg gebracht, waardoor een lijkenhuisje opgericht moest worden. In 1873 werd daarvoor een algemene collecte gehouden, maar niet in Hoogezand.

In 1878 staat er een metaheer, die in 1930 bouwvallig werd; er waren echter steeds weer andere dwingende zaken, waarvoor kosten gemaakt moesten worden.

In 1944 vroeg de bezetter de gemeente Slochteren de begraafplaats over te nemen, wat gebeurde. Na de oorlog behartigde de Israëlitische gemeente Groningen de zaken; het bestuur vroeg in 1948 uit piëteit voor de slachtoffers aan de gemeente Slochteren om het onderhoud op zich te nemen.  De gemeente Slochteren ging te rade bij Hoogezand; uiteindelijk zouden alle drie partijen voor een deel bijdragen in de kosten. In 1951 was er nog niets gedaan aan het onderhoud, de kosten waren inmiddels zeer hoog gestegen, maar in 1952 was het hersteld, alleen het hek en de metaheer moesten nog geverfd worden.

In 1956 kwam de begraafplaats op naam van het landelijke Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap te Amsterdam, die verder een oogje op het onderhoud hield. Toen er zowel in 1956 als later nog in 1986 sprake was van nauwelijks goed toezicht, werd voortaan het hek op slot gedaan.

In 1999 verzorgde de Historische Vereniging Hoogezand-Sappemeer en omgeving een grote schoonmaak- en opknapactie met een prachtig  resultaat en zij beloven dit  in de toekomst ook op zich te nemen.

Het aantal begravenen is slechts in grote lijnen aan te geven, daar niet elk jaar een verplicht verslag werd ingeleverd. Men schat dat er 194 begrafenissen waren. Nu zijn nog 129 zerken over; de oudste is uit 1838 en de jongste uit 1976.

Gemaakt door G.F.H. Harkema-Lentz, d.d. oktober 2011.

Bron: E.P. Boon en J.J.M. Lettinck, "De Joodse gemeenschappen in Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Noord- en Zuidbroek en omliggende dorpen, 1724-1950”, pag. 245, Uitg. De Vey Mestdagh-Stichting, Groningen,  2001.