Begraafplaats: Winschoten
St. Vitusholt.
De burgerlijke gemeente Winschoten hielp -na 1827 - mee met een nieuwe begraafplaats door een gedeelte van de algemene begraafplaats aan de St. Vitusholt beschikbaar te stellen, daar de kille van Winschoten armlastig was. Het bleef eigendom van de gemeente, die voor een poort zorgde en bomen plantte; het Joodse kerkbestuur moest zelf de verdere aanleg en onderhoud doen. Het onderhoud was een zware post voor het kerkbestuur en men vroeg dan ook in 1863 aan de burgerlijke gemeente om het kapotte hek te vervangen, daar zij toch eigenaar waren. Het duurde 2 jaar voor de plannen uitgevoerd konden worden.
In die tijd vonden er allerlei onenigheden plaats binnen de Joodse gemeenschap; één ervan betrof het begraven: de zogenaamde Afgescheidenen dachten ook recht te hebben op een graf zonder er voor te betalen. De gemeente bepaalde als eigenaar dat het kerkbestuur geen onderscheid mocht maken tussen leden en niet-leden; de begraafplaats was voor alle joden.
In 1874 heerste een grote cholera-epidemie in Nederland, daarom eiste de wetgever een stenen huis bij elke begraafplaats, waar men de slachtoffers kon opbaren. De kille wou dit wel voor eigen kosten realiseren, mits men het terrein in vollle eigendom kreeg. Om een lang verhaal kort te maken, pas in 1903 ging de burgerlijke gemeente overstag en verkocht het terrein aan de Nederlands-Israëlitische Gemeente Winschoten; met o.a. een bepaling dat tot 1918 slechts bomen gerooid mochten worden na toestemming van burgermeester en wethouders.
In 1932 kreeg de begraafplaats een opknapbeurt en werd een nieuwe metaheer gebouwd, de gemeente zou zorgen na voltooiing van de werkzaamheden voor een betere toegangsdam. Dit huisje en het hek staan er nog steeds.
In 1948 plaatsten de overlevenden van de Holocaust een monument voor de gedeporteerde en vermoorde killeleden.
In 1964 werd de kille officiëel ontbonden en ging de begraafplaats over in handen van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap te Amsterdam; in 1969 nam de gemeente Winschoten het onderhoud van omheining en paden op zich en de zorg voor het monument en de metaheer. Rond 1970 waren koperen en bronzen ornamenten en hekjes verdwenen, in de jaren 90 waren er weer diefstallen, waarna de daders werden veroordeeld, doch de schade werd niet hersteld. In 1998 werd door particulieren één en ander opgeruimd en schoon gemaakt, waarna in 2004 het N.I.K. het voortschrijdende verval structureel aan pakte. Hierna ging het hek van de begraafplaats op slot.
Een 3e begraafplaats.
Rond 1930 begon de Joodse gemeente uit te zien naar een nieuwe grotere begraafplaats, met het oog op de toekomst. Er kwamen 2 percelen in aanmerking, jarenlang werd er onderhandeld, tot de koop rond kwam in 1940. Het betrof een terrein achter de nieuwe algemene begraafplaats aan de Acacialaan. Echter op bevel van de bezetter kocht de burgerlijke gemeente het terrein terug; in het kader van rechtsherstel kreeg de Joodse gemeente het land terug. Een nieuwe begraafplaats was toen niet meer nodig, die aan de St. Vitusholt had nog genoeg ruimte en in 1952 werd het weer verkocht aan de gemeente Winschoten.
Gemaakt door G.F.H. Harkema-Lentz, d.d. november 2011.
Bron: E.P. Boon en J.J.M. Lettinck, "De Joodse Gemeenschap in Winschoten en omgeving 1683 - 1964". Uitgave De Vey Mestdagh Stichting, 2010, vanaf pag. 377.